Uiteraard een mooie aanspreking. In de inleiding kunnen we vertellen dat we in de les taal over “een brief schrijven hebben geleerd” en “vragen leren schrijven”.
In de eerste alinea of paragraaf van het midden van de brief kunnen we vertellen over: Wie we zijn, in welk leerjaar, hoe oud ik ben, van welke school, welke hobby, welke vakken je op school fijn vindt, wat je na school doet, …
We zijn dus buren 😉
In de tweede alinea of paragraaf van het midden van de brief kunnen we vertellen over: Mag ik u wat vraagjes stellen a.u.b.? Enkele tips vind je hieronder.
Tot slot van de brief: bedanken voor de aandacht - groeten – je naam.
Hoeveel kamers hadden jullie? Hadden jullie mooie meubels? Hing er versiering? Hoe werd het huis verwarmd? Hadden jullie warm water? Was er een badkamer? Hoe vaak douchten jullie per week? Hadden jullie een radio of televisie? Hoe zag het toilet eruit?
Het vervoer
Hadden jullie een auto, had je een eigen fiets? Waar kon je benzine tanken? Waren er al veel laadpalen voor de elektrische wagens? Hoe ging je naar school? Ging je vaak op reis? Was er openbaar vervoer? Welk? Ging je op schoolreis? Naar waar gingen jullie dan? Op welke leeftijd kon je jouw rijbewijs halen? Heb je als kindje al eens met een vliegtuig gevlogen? Waarheen? Kon je een ticket voor de bus of trein kopen via je smartphone?
De kledij
Had je veel kleren? Hoe zagen jouw kleren er uit? Uit welke stof waren ze gemaakt? Welke kleuren hadden ze meestal? Mocht je zelf kiezen welke kleren je droeg? Kon je op internet kijken naar enkele voorbeelden? Hoe dikwijls trok je verse kleren/een verse onderbroek aan? Hoe gebeurde het wassen van de kleren? Mocht je modekleren kopen?
Vrije tijd
Had je vroeger veel vrije tijd? Moest je veel helpen thuis? Welke werkjes moest je doen? Welke spelletjes speelde je vroeger veel? Waar speelde je vooral? Welke beroepen van vroeger zijn nu bijna verdwenen? Ging je soms naar het theater of de film? Kon je boeken lenen in een bib? Welke soorten sportclubs waren er bijvoorbeeld? (hockey, dans, voetbal, …) Kon je naar een muziekschool gaan? Was er ook al een kinderzender op tv, zoals KETNET? Waren er al computerspelletjes? (welke?)
(met dank o.a. aan KlasCement)
Zat de politiek anders in elkaar dan nu? Hoe zat het met verzorging? (dokter/ziekenhuis) Wat hebben jullie gedaan na de middelbare school? (opleiding/werken) Hadden jullie een hoog inkomen toen jullie samen gingen wonen? Hoe zag jullie vrije tijd eruit? (buiten spelen/afspreken met vrienden)
Jules Claus is een jongen die niet van de sfeer van Kerstmis houdt. Zijn vader overleed vorig jaar. Zijn moeder moet werken tijdens de kerstdagen. Dus moet hij die vakantie doorbrengen in de speelgoedwinkel van zijn grootvader.
Zijn opa Noël is niet alleen de eigenaar is van een speelgoedwinkel. Hij is ook de echte Kerstman. In de winkel vindt hij een magische sneeuwbol waarmee hij op meerdere plekken in de wereld kan komen. Zo verandert zijn kijk op de wereld.
Wanneer zijn opa tijdens het versieren van de kerstboom valt kan hij niet meer alles alleen doen. Daarom vraagt hij aan Jules om hem te helpen. Jules houdt helemaal niet van kerst maar voor 1 keer wil hij hem wel helpen.
Meer en meer wordt ook hij betoverd door de kerstsfeer. Zo leert hij die zelfs te appreciëren.
Dat is ook nodig, want anders kan hij opa Noël, de Kerstman, niet helpen. Dus wil hij de familiegewoonte voortzetten.
Willy Wonka is een personage uit de boeken van Sjakie en de chocoladefabriek van Roald Dahl. Willy Wonka is de eigenaar of co-host van een chocoladefabriek, waar hij een Grote Rondleiding geeft aan de vijf winnaars van een door hem uitgeschreven wedstrijd met hun familie. Oempa Loempa’s zijn kleine dwergmannetjes/arbeiders die de chocoladerepen en andere lekkernijen produceren. (dank aan Wikipedia)