TALENT DEEL A + WO
Thema 1 We vliegen erin
Les 10 Vlieg je mee? lezen, spreken, luisteren, schrijven
vogels – insecten – Icarus – Leonardo Da Vinci – Jacques Montgolfier – zweefvliegen Otto Lilienthal – gebroeders Wright – vliegtuigen, helikopters, raketten
Woordenschat: het tijdschrift – de piloot – opstijgen – de tijd vliegt
de reden
donzig heel zacht
opstijgen een toestel of dier vertrekt op de grond en gaat in de lucht, het tegengestelde van landen
het bot
een vreemde vogel iemand die er raar uitziet of zich anders gedraagt
de tijd vliegt de tijd gaat snel
Bruegel de Oude: De val van Icarus
veren – botten – vliegkracht – opstijgen – vleugels – struisvogel – bij
flapperen – passagier – was – zweefvliegen – opstijgen
flapperen iets dat snel heen en weer beweegt, bv. vleugels
de was zachte, vette stof waarmee je kaarsen maakt
de passagier persoon die meevliegt met een vliegtuig
het zweefvliegtuig vliegtuig dat vliegt zonder hulp van een motor
opstijgen een toestel of dier vertrekt op de grond en gaat in de lucht, het tegengestelde van landen
vervoeren van een plaats naar een andere plaats brengen
de tijd vliegt de tijd gaat snel
Brug naar andere leergebieden
Wereldoriëntatie/techniek: Ga dieper in op het technische aspect van vliegen door vliegers te vouwen. Waarom vliegt de ene vlieger wel en de andere totaal niet? Is vliegen hetzelfde als zweven? Waarom zweeft een veertje en valt een steen? Wat zweeft nog? Wat valt sneller?