1.Enkel praten wanneer we echt iets aan elkaar moeten zeggen.
2.Steeds fluisteren.
3.Onze tekst luid genoeg.
4.We helpen elkaar in de poppenkast.
5.’Samen’ een mooie voorstelling maken.
6.We mogen interessante uitleg geven op en over elkaar of over onszelf.
7.Altijd afblijven van alle spulletjes: alles ligt immers klaar voor de voorstelling.
8.‘Na de voorstelling’ opnieuw klaar voor het begin van de volgende voorstelling.
9.Alleen de kinderen die meespelen mogen achter de schermen.
10.Niemand stoort de souffleur en licht- of geluidtechnieker.
11.Ieder kijkt na of zijn/ haar spulletjes klaar liggen voor de voorstelling.
12.Wanneer iemand een fout leest, wachten we even tot die de fout kan verbeteren.
13.We wachten wanneer het publiek reageert. (lachen, luisteren naar muziek)
14.We blijven van alle doeken af.
15.Als we niet moeten spelen, zetten we ons rustig op een stoel achteraan.
We volgen het verhaal goed mee en wachten tot wanneer we moeten opkomen met onze pop.
16.Spelen met de pop: tikje op het hoofd, wuiven naar de zaal, fier vooruit komen, vriendje schoudertikje geven, …
17.In geen geval andere kinderen (van het publiek) achter de schermen laten: gevaar om decor te beschadigen, draden op de grond, tekst en poppen in de war…
18.Meteen luisteren naar de regisseur.
19.Als je water drinkt, steeds veilig wegzetten van de elektriciteit.
20.Wachten op licht, voor je spreekt.
21.Geluidsplan kennen. Anders begin je te praten wanneer er geluid is.
22.Niet spelen met lichtspots.
En zo kunnen we samen een fijne voorstelling aanbieden aan het publiek! Succes.